Ieder van ons is ooit een starter geweest. Idealiter zijn we dat van tijd tot tijd opnieuw. Starten houdt immers een spanningsboog in, het aanbreken van een nieuwe periode, het ontginnen van nieuw terrein. Het is een periode waarin we ons uitgedaagd weten, waarin we op onze reeds aanwezige competenties en talenten aangesproken worden, maar waar we ook zelf aan de lijve ondervinden waar er nog groeipotentieel is. In dit themanummer willen we stilstaan bij de startperiode van een leerkracht. We belichten deze periode vanuit verschillende perspectieven. Zo stellen we ons o.a. volgende vragen: Wat gebeurt er in die periode? Hoe kan het leerproces van de startende leerkracht optimaal verder lopen? Wat zorgt ervoor dat deze leerkracht die geleerd heeft te ‘zwemmen’ ook effectief ‘zwemt’ en het hoofd boven water houdt en niet stopt tijdens zijn eerste echte slagen in het bad? Hoe kan dat ‘zwemmen’ verder geperfectioneerd, verfijnd en verdiept worden van bij de start? En wat vraagt dit van de verschillende mensen in dat werkveld: wie neemt welke rol op zich voor, tijdens en na deze periode? En niet onbelangrijk: welke rol speelt de overheid in dit alles? Binnen welk kader, welk speelveld kan er gewerkt worden? De hele startperiode vraagt om een goede balans tussen vertrouwen in de startbekwame leerkracht, een vertrouwen vanuit de omgeving maar ook vanuit de leerkracht zelf, én het begeleiden van deze leerkracht in zijn verdere leerproces. Een leerproces dat per definitie nooit eindig is.